Marcel van Maele (1931-2009) speelt in zijn oeuvre met de grens tussen literatuur en beeldende kunst. HIj debuteert in de jaren vijftig als dichter in experimentele tijdschriften en publiceert enkele poëziebundels. In Aarschot was hij een graag geziene gast op verschillende edities van de jaarlijks weerkerende Nacht der Poëten.
Met zijn Gebottelde Gedichten trekt Van Maele vanaf 1972 de poëzie letterlijk op flessen. Met zijn iconisch geworden Manuscrit trouvé dans une bouteille deed Marcel Broodthaers twee jaar later iets soortgelijks. Die artistieke verwantschap tussen Van Maele en Broodthaers krijgt een belangrijke plaats in de tentoonstelling. Meer in het algemeen toont de expo hoe de poëzie sinds de jaren zestig steeds meer tot kunstobject transformeert.
Van Maele en Broodthaers maken dus deel uit van een momentum waarbij omstreeks 1960 de integratie van verschillende disciplines centraal komt te staan. De tentoonstelling bevat dan ook werken van onder meer Adriaan de Roover, Jef Verheyen, Joseph Willaert, Toon Tersas, Alexander Schleber en Maarten Inghels.
Die kunsthistorische evolutie wordt geactiveerd door werken van Zena Van den Block (1995). Vanuit de beeldende kunst tast zij in omgekeerde richting de grenzen af tussen verschillende media en disciplines en gaat zo in dialoog met bovenvermelde multi-kunstenaars.
Dennis Van Mol treedt met zijn nomadische galerie Arrière-garde op als gastcurator voor deze tentoonstelling.