Foto: Olaf Verhaeghe
[...]
Ik ben besmet met poëzie.
Onder mijn vingers broeit een lichte koorts,
waarmee ik je graag aan wil steken,
zo, met liefkozende lippen.
uit 'Een aanstekelijke hoop' - Carl Norac, 2e gedicht Dichter des Vaderlands
Vertaling: Katelijne De Vuyst
De Corona-crisis stelt ons als maatschappij en als individu voor grote uitdagingen: Hoe organiseer ik mijn thuiswerk? Wat als ik economisch werkloos word? Hoe zorg ik voor een zinvolle tijdsbesteding voor mijn kinderen? Wat met vrienden en familieleden, ...
Ook dichters zijn mensen wier leven in een nieuwe realiteit is terecht gekomen. Wij vroegen een aantal van hen hoe zij dit alles ervaren. Aanstekelijke hoop wordt een serie met elke werkdag een aflevering. Een kort gesprek over de al dan niet poëtische werkelijkheid van vandaag.
In de aflevering van vandaag komt Mattijs Deraedt aan het woord. Mattijs Deraedt woont in Brussel en is poëzieredacteur bij het literaire tijdschrift Kluger Hans. Zijn debuutbundel De schaduw van wat zo graag in de zon was blijven staan verschijnt op 24 april bij Poëziecentrum. Hij studeerde Schrijven aan het RITCS en publiceerde onder meer in Het Liegend Konijn, Tirade, De Revisor, Deus Ex Machina, Poëziekrant en Extaze.
P-C: Als je naast schrijven nog andere beroepsactiviteiten hebt, dan moet je die wellicht nu reorganiseren. Welke impact heeft de huidige situatie op jouw werk
M.D.: Ik werk voltijds op het Departement Cultuur, Jeugd en Media van de Vlaamse overheid. Daar sta ik in voor de social media en pers. We werken maximaal van thuis, dus ik heb mijn werklaptop op mijn schrijftafel geplaatst. Ik begin langzaamaan te wennen aan het thuiswerken, maar eigenlijk is dat mijn ding niet. Ik heb graag collega’s rond mij. We skypen af en toe zodat belangrijke vergaderingen kunnen doorgaan. Een voordeel is dat ik nu tijdens de middagpauze een wandeling kan maken in het park van Vorst met mijn vriendin die ook thuis zit.
Daarnaast ben ik zanger en tekstschrijver bij de groep WLAZLO. Onze wekelijkse repetities zijn uiteraard geannuleerd. Gelukkig kunnen we op de computer muziek blijven maken en opnemen. Die sturen we dan naar elkaar door, zodat iedereen kan blijven bijdragen aan de muziek die we schrijven. De laatste maanden zijn we ook begonnen met mijn poëzie op muziek te zetten. Een heel boeiend en creatief proces.
P-C: Heb je nu meer tijd om te schrijven?
M.D.: Ik heb niet meer tijd om te schrijven nu. Omdat ik dicht bij mijn werk woon (zo’n 20 minuten van deur tot deur), is er weinig verschil qua vrije tijd. Ik werk sowieso in een soort golven: ik schrijf meestal een vijftiental gedichten in een paar weken en dan weer verschillende maanden enkel losse flarden. Ik zit nu in zo’n periode waarin ik vooral aan het nadenken ben, onderzoek doe en losse notities maak. Dat blijf ik doen tot ik voel dat ik die reeks gedichten kan schrijven en dan doe ik beroep op mijn voorbereiding.
P-C: Heeft de Corona-crisis jou al geïnspireerd tot een gedicht of denk je dat dat in de toekomst nog het geval zal zijn?
M.D.: Ik heb al een aantal observaties, gedachtes en regels neergeschreven, geïnspireerd door de coronacrisis. Dus het is mogelijk dat er een gedicht zal uit voortkomen. Ook kijk ik op een andere manier naar mijn oude gedichten. Zo schreef ik een tweetal jaar geleden in het gedicht ‘Vreemde god’ deze regels: ‘De stad ligt in haar open aders/en ik woon in haar gevangen lucht.’ Die regels krijgen nu natuurlijk een heel andere betekenis.
P-C: Welke dichtbundel mag er mee in Corona-quarantaine?
M.D.: Ik ben de laatste weken vooral fantastische Amerikaanse poëzie aan het lezen: het verzameld werk van Frederick Seidel, Audre Lorde en Allen Ginsberg. Daarnaast ben ik ook heel benieuwd naar het debuut van Levina Van Winden en de nieuwe bundel van Peter Verhelst.