Foto: Dries Segers

07.05.2020

Aanstekelijke hoop: de lockdown van... Maarten Ingehls

[...]
Ik ben besmet met poëzie.
Onder mijn vingers broeit een lichte koorts,
waarmee ik je graag aan wil steken,
zo, met liefkozende lippen.

uit 'Een aanstekelijke hoop' - Carl Norac, 2e gedicht Dichter des Vaderlands  
Vertaling: Katelijne De Vuyst

De Corona-crisis stelt ons als maatschappij en als individu voor grote uitdagingen: Hoe organiseer ik mijn thuiswerk? Wat als ik economisch werkloos word? Hoe zorg ik voor een zinvolle tijdsbesteding voor mijn kinderen? Wat met vrienden en familieleden, ...

Ook dichters zijn mensen wier leven in een nieuwe realiteit is terecht gekomen. Wij vroegen een aantal van hen hoe zij dit alles ervaren. Aanstekelijke hoop wordt een serie met elke werkdag een aflevering. Een kort gesprek over de al dan niet poëtische werkelijkheid van vandaag.

Vandaag nemen we een kijkje bij Maarten Inghels, die als voormalig Stadsdichter van Antwerpen (2016-2018) zijn poëzie letterlijk in de huid liet dringen van enkele van zijn lezers. Hij debuteerde in 2008 met de bundel Tumult (Uitgeverij Van Gennep), in 2011 verscheen zijn tweede bundel Waakzaam bij Manteau en in 2012 publiceerde hij zijn eerste roman, De handel in emotionele goederen, bij De Bezige Bij. Zijn derde dichtbundel, Nieuwe rituelen (De Bezige Bij), was in 2016 genomineerd voor de Herman de Coninckprijs.
Inghels is ook de oprichter van ‘De eenzame uitvaart’ in Antwerpen, een literair en sociaal project waarbij dichters voor eenzaam gestorvenen een persoonlijk gedicht schrijven en dit op de uitvaart komen voordragen. 

 

P-C: Als je naast schrijven nog andere (beroeps)activiteiten hebt, dan moet je die wellicht nu reorganiseren. Welke impact heeft de huidige situatie op jouw werk?

MI: Elke ochtend wandel ik door de haast verlaten stad naar mijn atelier in een shoppingcenter in de schaduw van de Oudaan in Antwerpen. Het gebouw heeft de structuur van een bijenkorf en ik huur één van de zeshoekige raten die uitkijkt op het binnenplein. Dat binnenplein is een magnetisch veld voor daklozen, zonnebaders en een kolonie duiven. Het kantoor aan de overzijde is van een bedrijf genaamd FIELD QUALITY CONTROL, zo staat het in Times New Roman op hun ruiten, en nu groeit bij mij het verlangen om op de ramen van mijn studio de belettering FIELD QUALITY CONTROL CONTROL aan te brengen. Wij houden elkaar in de gaten.

P-C: Heb je nu meer tijd om te schrijven?

MI: Er zijn een heleboel opdrachten weggevallen, lezingen en festivals, waardoor ik nu meer aan schrijven toekom. Geen poëzie momenteel, maar proza. Ik werk een roman af over een meesteroplichter en een leugenbaron. Daarom ploeg ik me al een tijd door hoogtepunten in het genre van de con men. Als je mij vandaag naar mijn favorieten vraagt, dan antwoord ik Felix Krull van Thomas Mann en Peer Gynt van Henrik Ibsen. Maar misschien willen de lezers van het Poëziecentrum mij nog enkele meesteroplichters onder de dichters tippen? Zijn zij niet de grootste leugenaars?

P-C: Heeft de Corona-crisis jou al geïnspireerd tot een gedicht of denk je dat dat in de toekomst nog het geval zal zijn?

MI: Tijdens de paasvakantie bemande ik ’s avonds de roodgloeiende telefoonlijn Dichters van Wacht, het gratis nummer waarop verveelde gezinnen en radeloze lezers in verbinding werden gebracht met een dichter die zijn verzen voordraagt. Vijfhonderd tot achthonderd mensen belden per avond in. Per avond had ik gemiddeld vijftien consultaties, die ik liggend op bed beantwoordde. Opvallend veel blinden belden in, maar ook Monique, Cootje, Dries en Frederic. Ze zochten verstrooiing van zinnen die ze die dag nog niet gehoord hadden. Enkele mensen verdacht ik ervan de telefoonlijn te gebruiken om nog eens een stem te horen die hen zacht aansprak. Een vrouw vertrouwde me een complottheorie toe die ze in de rij voor de Aldi had gehoord over de schuldige van het coronavirus. Sommigen vertelden over het schriftje waarin ze mijn gedichten overschreven, anderen wilden iets uit hun eigen bescheiden oeuvre voorlezen. Ik stond het allemaal toe. Een schrijver is een gedwongen luisteraar. En ook vanuit de gevangenis belde men in om een gedicht te horen, soms met drie mannen rond één toestel geschaard, op hun acht vierkante meter.

De korte gesprekken met anonieme stemmen voeren me terug naar mijn lezing in de gevangenis van Dendermonde die plaatsvond kort voordat het land op slot ging, zonder dat ik daarmee onze zelfgekozen quarantaine met eenzame opsluiting wil vergelijken. Ik ging op bezoek omdat ik had vernomen dat de gedetineerden zoveel poëzie lazen, maar ik kwam terug met een ander verhaal. Een gevangene had in in een leegstaande cel een eigen zogenaamde noodbibliotheek opgestart, omdat de bestaande gevangenisbibliotheek al een jaar gesloten is.

P-C: Welke dichtbundel mag er mee in Corona-quarantaine?

MI: Ik ga Spaans de zomer in. Het verzameld werk van Pessoa en Canto General van Pablo Neruda. 

Tags: Interview, Lockdown-serie, Stadsdichters