Foto: Creeping Mac Kroki

08.04.2019

Interview met Charlotte Van den Broeck, winnares 9e Paul Snoekprijs

Op 7 april 2019 won Charlotte Van den Broeck de 9e Paul Snoekprijs. Tussen alle feestelijkheden in, kon Poëzie-Centraal haar strikken voor een paar korte vragen.

P-C: Charlotte, van harte gefeliciteerd met de Paul snoek Prijs. Je komt in een indrukwekkende winnaarstabel terecht Peter Verhelst, Alfred Schaffer, Stefan Hertmans, Anneke Brassinga, … Hoe voelt het om tussen deze coryfeeën een plaats te krijgen?

CVdB: Dankjewel. Niet alleen mijn voorgangers in de Paul Snoek prijs, maar ook de bundels waarmee ik genomineerd ben voor deze editie zijn van de hand van door mij bewonderde en gewaardeerde dichters, - sommigen zijn zelfs aanbeden dichters. De meerstemmigheid is het mooiste, dat mijn gedichten daartussen stem krijgen, geeft bevestiging aan mijn werk: een geschenk, het is een gelukkige dag.

P-C: Voor je debuut won je de Herman de Coninck Debuutprijs, met Nachtroer was je genomineerd voor de VSB-prijs. Dat zijn twee prijzen voor een specifieke bundel. De Paul Snoek Prijs bekroont geen bundel, maar is ook niet echt een oeuvreprijs. Zie je deze prijs veeleer als een aanmoediging om verder te gaan op de ingeslagen weg of meer als een bekroning voor het parcours dat je tot nu toe al afgelegd hebt?

CVdB: Yves Tsjoen sprak namens de jury een laudatio uit. Naast hun grondige en diepe lezing van de gedichten, denk ik dat de juryleden de stap tussen mijn debuut ‘Kameleon’ en ‘Nachtroer’ gezien en gewaardeerd hebben.
 Voor mezelf was deze bundel ook een grote stap, omdat ‘Nachtroer’ me zo moedig gemaakt heeft om in mijn dichterschap te gaan staan en daar voluit voor te gaan. Dat zoiets zowel op vormelijk als inhoudelijk vlak gelezen en zelfs bekroond wordt, dat steunt me om te geloven dat ik de juiste weg ben in geslagen. Een aanmoediging en een omarming.

P-C: De prijs is vernoemd naar een van de belangrijkste Vlaamse dichters van de twintigste eeuw. Ken je zijn werk? Voel je er enige verwantschap mee?

CVdB: Ik ken zijn werk als lezer. Het is enorm vitalistische poëzie. Ik denk dat er weinig gedichten van zijn hand zijn, waarin het lichaam niet voorkomt. Het lichamelijke en het vitalistische élan zijn twee dingen die ik ook in mijn gedichten probeer na te streven. Poëzie is een weerslag van het leven, doorleefde taal, dat verwantschap voel ik sterk met zijn werk.

Een aantal van zijn gedichten zijn in zekere zin meezingers geworden, maar zijn gedichten voor Maria Magdalena blijf ik onsterfelijk mooi vinden, het negende gedicht voor M.M. is mijn favoriet. ‘Ik heb je aan de ketting van mijn slaap gelegd.’

P-C: Van de gedichten van Paul Snoek wordt wel eens gezegd dat ze duidelijk vertrekken van een mannelijk perspectief. In recensies van jouw bundels lees ik wel eens de karakterisering “vrouwelijk”. Is daar iets van aan? Geloof jij in dergelijke hokjes?

CVdB: Ik ontkom niet aan de karakterisering, ik ben een vrouw en mijn debuut ‘Kameleon’ gaat over de constructie van vrouwelijkheid, het ontluikende vrouwelijk lichaam en haar verhouding tot andere lichamen.

Dat dat de gedichten op zichzelf ‘vrouwelijk’, of die van andere ‘mannelijk’ maakt, is volgens mij niet zo. Ik ben dan benieuwd naar wat een bepaald perspectief mannelijk of vrouwelijk maakt? En het liefst hoe dat dan in vraag te stellen.

P-C: De voorbije jaren hebben we je al op veel podia zien staan in binnen- en buitenland. Je dichtbundels volgden ook relatief kort na elkaar. Tijd voor vakantie of heb je nog spannende plannen in het vooruitzicht? Las ik niet ergens iets over filmplannen en ‘mislukte’ gebouwen?

CVdB: Ja! Ik werk momenteel een manuscript af voor een boek over architectuur en mislukking, dat dit najaar zal verschijnen.

Nu ik er over nadenk, sinds ik dichter ben, heb ik eigenlijk geen vakantie meer – opgaan in de stroom van het tomeloze leven, of in de stille uren bij mijn boekenkast, maar weinig daartussen.

Tags: Interview, Literaire prijzen