Foto: Archief auteur

15.04.2020

Aanstekelijke hoop: de lockdown van ... Alain Delmotte

[...]
Ik ben besmet met poëzie.
Onder mijn vingers broeit een lichte koorts,
waarmee ik je graag aan wil steken,
zo, met liefkozende lippen.

uit 'Een aanstekelijke hoop' - Carl Norac, 2e gedicht Dichter des Vaderlands
Vertaling: Katelijne De Vuyst

De Corona-crisis stelt ons als maatschappij en als individu voor grote uitdagingen: Hoe organiseer ik mijn thuiswerk? Wat als ik economisch werkloos word? Hoe zorg ik voor een zinvolle tijdsbesteding voor mijn kinderen? Wat met vrienden en familieleden, ...

Ook dichters zijn mensen wier leven in een nieuwe realiteit is terecht gekomen. Wij vroegen een aantal van hen hoe zij dit alles ervaren. Aanstekelijke hoop wordt een serie met elke werkdag een aflevering. Een kort gesprek over de al dan niet poëtische werkelijkheid van vandaag.

Vandaag is Alain Delmotte te gast in onze virtuele studio. Alain Delmotte debuteerde in 1983 met de bundel Sociaal realisme. Vanaf de jaren '90 experimenteert Alain Delmotte met cross-over vormen tussen poëzie en beschouwingen. Vanaf het begin van de 21e eeuw koos hij resoluut voor de vorm van het prozagedicht, wat resulteerde in bundels zoals Warhoofd (2002) , Voorstander zijn (2008 ) en Uit de lucht gegrepen (2013). De meest recente publicatie is Warhoofds leerdichten: dag in dag uit (2019). Alain Delmotte is ook poëzie-recensent en -essayist.

Qui ne sait peupler sa solitude, ne sait pas non plus être seul dans une foule affairée.
Wie zijn eenzaamheid niet kan bevolken, kan ook niet alleen zijn in een drukke menigte.

Baudelaire

P-C: Als je naast schrijven nog andere (beroeps)activiteiten hebt, dan moet je die wellicht nu reorganiseren. Welke impact heeft de huidige situatie op jouw werk?

AD: Wel, ik ben met name in brugpensioen (SWT heet dat tegenwoordig). Wat werk betreft ben ik voor de arbeidsmarkt definitief in quarantaine en daarover voel ik niet de minste spijt. Ik werd dus ‘uitgerangeerd’. Veel organisatie of reorganisatie kwam daar niet bij kijken: enkel veel opluchting.

Ik ben dus in zekere zin een huisman en een huismus geworden (en dat niet tegen mijn zin). Boodschappen, was, afwas. Er is dus door die crisis weinig veranderd voor mij. (Voor mijn partner en mededichter Herlinda Vekemans ligt dat helemaal anders: voorlopig geen poëzie meer voor haar wegens een stresserend tijdsgebrek.) Wat ik in de huidige omstandigheden mis, is beweging en directe contacten met vrienden, kinderen en andere familie. Maar we behelpen ons wel.

Naar poëzie toe: die blijft de ereplaats in mijn leven behouden. Dat houdt mij mentaal gezond en immuun. Dat zou pas het ergste zijn: als ik een situatie terecht zou komen waarin poëzie me zou verboden worden. In een ziekbed. Of in een isolatiecel. Of in een militaire dictatuur.

P-C: Heb je nu meer tijd om te schrijven?

AD: Ik heb nu vooral meer tijd om te her-schrijven. Nota’s, aanzetten, onafgewerkte gedichten en beschouwingen hebben zich in de loop van de jaren opgestapeld. Daar werk ik nu aan. Op mijn eigen, eerder bedaard ritme, zonder dwang en haast. En af en toe ontstaan nieuwe gedichten. Maar dat is een gevolg van mijn SWT-statuut en niet van die Corona-kwestie. Ik herhaal het: eigenlijk verandert die ‘lockdown’ (waarvan men zegt dat het geen lockdown is – o, die linguïstische hypocrisie) voor mij niets op poëtisch vlak.

P-C: Heeft de Corona-crisis jou al geïnspireerd tot een gedicht of denk je dat dat in de toekomst nog het geval zal zijn?

AD: Gelegenheidspoëzie vind ik erg moeilijk. Ik kan geen gedichten schrijven op verzoek: al houdt elk gedicht een verzoek in – het verzoek om gelezen te worden. Nee, ik heb er niets op tegen maar het is een enorme uitdaging. Ik schrijf wel eens een gedicht bij een eenzame uitvaart. Ik behoor tot de Leuvense ‘poule des doods’. Maar de inzet daar is lichtjes anders: het impliceert voor mij een diepgeworteld, dwingend maatschappelijk engagement. Vandaar dat ik me kandidaat stelde voor de groep rond ‘Gedichtenkrans’.

Voorlopig dus inspireert het gegeven ‘Corona’  niet. Ik vind niet meteen een invalshoek. Ik merkte dat anderen dat wel hebben gevonden. Dat vaderlands gedicht van Carl Norac bijvoorbeeld vond ik fantastisch.

P-C: Welke dichtbundel mag er mee in Corona-quarantaine?

AD: Al de Franstalige en Nederlandstalige dichtbundels die ik hier staan heb. Dat zijn er nogal wat. Mijn mantra: poëzie moet je niet lezen maar herlezen. Verveling bestaat voor mij niet: daar zorgt de poëzie voor. Maar een beetje lui ben ik wel.

Tags: Interview, Lockdown-serie