Foto: Annelies Colpaert

03.03.2022

Toon Vanlaere: een poëziecarrière van bijna vijftig jaar

Eind 2021 verscheen Schreeuw mijn aarde (Uitgeverij P), de vijfde dichtbundel van Toon Vanlaere. Zijn carrière als dichter omspant bijna vijftig jaar. Een mooie gelegenheid om een auteursprofiel aan te maken op Poëzie-Centraal en om een kort interview af te nemen.

P-C: In 1975 verscheen er een uitgave in eigen beheer “Ansicht met alleen een hemel”. Op het officiële debuut “Notaris van de kleine akker” was het 25 jaar wachten. Heeft de dichter 25 jaar gezwegen?

TVL: Zwijgen is een groot woord. Ik heb inderdaad in ’75 een ballon opgelaten. Heel bewust stuurde ik die op naar poëziekenners die bereid waren om kritiek te geven. Kostbare kritiek. Maar dit verklaart die 25 jaar nog niet.

Ik beet me vast in mijn job als docent Nederlands. Ik hielp drie kinderen opvoeden, stortte me in sociaal engagement, bouwde een huis. Ik werd hoofdredacteur van het collegetijdschrift ‘Vlijtig ende Boos’ van het college in Izegem, waar ik lesgaf. Ik creëerde poëzieposters.

In 1987 publiceerde ik bij Standaard Uitgeverij Toveren met taal, een poëzie-doe-boek voor jongeren.

In 1990 verscheen bij Lannoo mijn Geef kleur aan elke dag, een geschenkboek met poëtische teksten en prachtige natuurfoto’s op 3000 ex.

Dat verklaart al heel wat.

Ik gaf ook geschiedenis over de oudheid, met mateloze aandacht voor de Etruskische cultuur. Die overblijfselen zetten me aan het schrijven en leverden me Notaris van de kleine akker op. Dat manuscript paste prima in de KBC-Poëzieprijs ‘De Tijd in Vers’ in 1998, in samenwerking met Uitgeverij P.

Ik werd genomineerd. Dirk De Geest merkte me daar op en Leo Peeraer (Uitgeverij P) stelde voor om daar mijn debuutbundel van te maken. ‘Notaris van de kleine akker’ was geboren en bleek aan te slaan. Ik won er o.a. de Prijs voor Poëzie van de Provincie West-Vlaanderen mee.

P-C: In 1987 publiceerde je Toveren met taal. Komt poëzie volgens jou onvoldoende aan bod op school? Wat was jouw ervaring als leerkracht daarmee en zie je daar ook een evolutie in?

TVL: Poëzie komt op school (en ook elders) zeker te weinig aan bod. Er zijn wel  mooie initiatieven aan de rand. Maar we evolueren onweerstaanbaar naar een technologische samenleving. Die biedt mogelijkheden, maar de bundels en de poëziefestivals moeten overeind blijven. Slechts een zeer beperkte groep van onze bevolking beseft dat poëzie de mooiste taalvorm is. Het zou van een enorme maturiteit van onze maatschappij getuigen als poëzie veel meer zou thuishoren in onze cultuur. Voor mij moet de poëzieweek een poëziejaar worden: 2023. Ik denk aan heel veel kleine optredens. Maar er moet een manier zijn om ze met elkaar te verbinden.

De zoektocht in een bundel is inherent aan de zoektocht in het leven. Poëzie kan zoveel bieden aan een school, waar jongeren heel erg zoeken naar zichzelf. Poëzie kleeft aan hun lijf. Ik gaf poëzieworkshops en zag het enthousiasme van scholieren.

Maar je mag poëzie niet verklaren. Je moet ze beleven. Poëzie moeten de leerkrachten aanreiken, maar er eerst zelf gefascineerd door zijn.

Ik geef één voorbeeld. Ik verdeelde een klas in groepjes. Ze kregen elk een kamertje van het internaat. Die stond toch leeg. In die kamers mochten ze hun lievelingsgedicht uitbeelden. Schilderen, schrijven, tekenen, verklanken. Ze woonden even in hun gedicht. De ouders kwamen aanschuiven met aanhangwagens vol materiaal.

s’ Avonds laat moest ik met een beetje dwang de school sluiten. Ik vergeet nooit de feestelijke opening. Poëzie is geen les. Poëzie is beleving. Ieder gedicht moet ruimte krijgen.

P-C: Verschillende van jouw  gedichten  zijn in combinatie met grafisch werk op posters verschenen. Hoe belangrijk is beeldende kunst voor jou als inspiratiebron?

TVL: Alle kunstvormen inspireren: dans, muziek, schilderijen, foto’s, beeldhouwwerk… Ik kan u zelfs meedelen dat ik mijn eerste poëzie schreef na een bezoek aan het Middelheimmuseum.

Maar bij mijn posters was de werkwijze andersom. Ik maakte telkens eerst het gedicht en legde het dan voor aan een grafisch kunstenaar. Samenwerking tussen verschillende kunstenaars is moeilijk, maar als het lukt wonderlijk.

En zoals ik reeds schreef: de Etruskische kunstvormen hebben heel erg mijn poëzie bepaald. En ook de krant biedt inspiratie. Een van mijn mooiste gedichten ‘Uitpakken met een gezicht’ verwijst naar de vrouw die de allereerste gezichtstransplantatie onderging. Beelden krijg ik vanuit allerlei hoeken aangereikt.

Ik heb op jonge leeftijd Pompeji bezocht. Die beelden grepen me bij de keel. Mijn vader was landbouwer in Wingene en de oude, vreemde muntstukken die bij het ploegen boven kwamen liggen, verzamelde hij nauwkeurig. Die liggen bij het schrijven altijd naast mij.

P-C: In je lange carrière was je niet enkel actief als dichter en tijdschriftredacteur (Poëziekrant 1976-1978), maar geregeld organiseerde je ook poëziemanifestaties voor een ruimer publiek. Kan je daar iets meer over vertellen?

TVL: Ik was nooit bang om voor mijn en andermans poëzie uit te komen. Zo was er mijn initiatief: ‘Dichters op het spoor’. Met 10 à 15 dichters trokken we door Vlaanderen via het spoor. We lazen voor aan reizigers in de trein en in stations. Een avondlijk optreden rondde de dag af. We waren op die manier elk jaar een dag samen en dat vond ik belangrijk. Tot er een griepepidemie opdook. Het was ijskoud en enkele dichters hadden moeite met het voorlezen op de trein en haakten af.

Gelukkig was er een klas uit Gent die insprong. Ik heb nooit een klas zo enthousiast zien rondtoeren met hun gedichten.

P-C: Eind vorig jaar verscheen Schreeuw mijn aarde (Uitgeverij P). Is dit de bundel die zich inschrijft in het ecologisch bewustzijn dat recentelijk ook in de Nederlandse letteren naar voren komt? Heeft de dichter zich heruitgevonden in deze bundel?

TVL: Ik heb me inderdaad heruitgevonden. Ik zat met mijn poëzie al vaker op een archeologisch spoor. Maar ik had nog nooit poëzie geschreven over de aarde in mij.

Ik verdenk er de lockdown van dat die mij de afzondering gaf om heel diep te gaan.

Ik had wel nooit de bedoeling om ‘ecologische’ poëzie te schrijven. Wel heb ik achteraan in de bundel spraakmakende notities gevoegd die mij tijdens het schrijven van deze bundel in de media troffen omtrent de klimaatverandering. Ik vind dat we de band met de aarde aan het verliezen zijn. Terwijl ik in mijn prille jeugd juist moest optornen tegen een teveel aan aarde. Verstikkend. Voor mij is de bundel een requiem voor het kind dat ik nooit ben geweest.

P-C: Je nieuwe bundel is nog maar pas verschenen, maar ongetwijfeld vraagt de lezer zich af of je nog nieuwe plannen in de mouw zitten hebt?

TVL: Mijn vijfde bundel is mijn sterkste bundel. Het zou niet mooi zijn om nu af te haken. Maar ik had ook nooit gedacht dat ik die laatste bundel nog zou kunnen schrijven. Als je op 74-jarige leeftijd over je jeugd schrijft, moet er wel een dwingende kracht zijn. Met een krop in de keel.

Ik heb nooit voorheen zoveel lovende reacties gekregen. De tweede druk is in omloop. De Nederlandse recensent Peter Vermaat kondigde Schreeuw mijn aarde op Meander aan als dé bundel van 2021. Nu alles hiermee afsluiten? Liever niet. Het mooiste moet nog komen.

P-C: Bedankt voor dit gesprek, Toon Vanlaere.

Ook het literaire e-zine Schaal van Dighter publiceerde een interview met Toon Vanlaere naar aanleiding van zijn nakend dichtersjubileum.

Wil je Toon Vanlaere contacteren? Hij beantwoordt graag alle vragen via antoonvanlaere@gmail.com

Tags: Interview