Foto: archief auteur
Marcel Obiak (pseudoniem van Marcel Debroey) overleed vorig zondag, 16 juni 2024, op 88-jarige leeftijd. Hoewel hij voornamelijk bekend was als dichter, was hij ook actief als beeldend kunstenaar.
Werner Cranshoff nam vijf gedichten van Obiak op in zijn ophefmakende bloemlezing Pijn en puin verdwenen (Manteau, 1966) en daarom werd hij door sommigen onder de noemer “neo-experimenteel” geklasseerd, maar eigenlijk viel zijn werk moeilijk onder te brengen bij een bepaalde literaire stroming.
Hij debuteerde in 1959 bij uitgeverij Colibrant met de bundel Kontrasten, waarmee hij zowel de Prijs van de Provincie Limburg als de Hendrik van Veldeke Prijs won. In 1962 verscheen zijn tweede bundel, Myriorama, maar daarna daalde het tempo waarmee zijn dichtbundels verschenen: Fazen (Colibrant, 1969), Suite (Pink Editions & Productions, 1980), Landschap met klankbodem (1990), Een eeuwig eind (Poëziecentrum, 2008) en Ruimtewerking (2015). Tussendoor verscheen er ook nog een vertaling van zijn hand (Een goddeloze maaltijd, Barbey d’Aurevilly, 1971) en een essay over Breughel (Reprobus en Dulle Griet. Een nieuwe titel voor het meesterwerk, 1986).
Behalve als dichter was Marcel Obiak ook op andere manieren actief in het literair middenveld. Hij zat ondermeer in de redacties van de literaire tijdschriften De Tafelronde, Impuls en Vlaanderen. Van 1973 tot 1977 was hij ook lid van het Comité van de Vlaamse Poëziedagen.