Foto: Sylvie Marie
Voor de meeste mensen is de zomer synoniem van vakantie, terrasjes, reizen, … Zou dat voor dichters ook zo zijn of is de zomer voor hen net een druk seizoen met festivals en optredens? In de reeks “De zomer van …” vraagt Poëzie-Centraal tijdens de maand augustus een aantal dichters naar hun zomer-activiteiten.
Vandaag is het de beurt aan David Troch. David Troch is dichter en prozaschrijver. In 2011 won hij de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd met het gedicht ‘Wij waren geen jongens’. In 2013 won hij de Herman de Coninckprijs voor het beste gedicht met ‘Gezel’. Van 2014 tot 2016 was David Troch stadsdichter van Gent.
In 2003 verscheen de bundel Liefde is een stinkdier, maar de geur went wel en later volgden bij uitgeverij Poëziecentrum onder meer nog laat[avond]taal (2008), buiten westen (2012) en Bianca Blues (2015).
P-C: Is de zomer een drukke periode voor jou? Lees je voor op festivals of dobber je gewoon ergens rond in een roze plastic flamingo?
DT: Mijn agenda is tot de voorlaatste week van augustus lekker leeg. In augustus kom ik nog buiten voor een optreden bij de opening van een tentoonstelling en om een schrijfworkshop te begeleiden. Daarna breekt de hel weer los.
P-C: Heb je in de zomer ook nog tijd om te schrijven of gaat je poëtische brein even op slot?
De lege agenda betekent een zee van tijd om lekker aan een wat langer prozawerk te zwoegen. Al sluipt er af en toe een notitie voor een gedicht tussen.
P-C: Welke dichtbundel mag er mee in de reiskoffer?
Dit jaar mag Middlesex van Jeffrey Eugenides mee. Nog geen idee welke dichtbundel die roman zal vergezellen. Daags voor ik vertrek pluk ik er intuïtief een of meerdere uit de boekenkast.