Foto: Archief auteur

01.04.2020

Aanstekelijke hoop: de lockdown van ... Paul Demets

[...]
Ik ben besmet met poëzie.
Onder mijn vingers broeit een lichte koorts,
waarmee ik je graag aan wil steken,
zo, met liefkozende lippen.

uit 'Een aanstekelijke hoop' - Carl Norac, 2e gedicht Dichter des Vaderlands
Vertaling: Katelijne De Vuyst

De Corona-crisis stelt ons als maatschappij en als individu voor grote uitdagingen: Hoe organiseer ik mijn thuiswerk? Wat als ik economisch werkloos word? Hoe zorg ik voor een zinvolle tijdsbesteding voor mijn kinderen? Wat met vrienden en familieleden, ...

Ook dichters zijn mensen wier leven in een nieuwe realiteit is terecht gekomen. Wij vroegen een aantal van hen hoe zij dit alles ervaren. Aanstekelijke hoop wordt een serie met elke werkdag een aflevering. Een kort gesprek over de al dan niet poëtische werkelijkheid van vandaag.

Vandaag is het de beurt aan Paul Demets. Paul Demets schreef 6 dichtbundels en zijn werk werd veelvuldig bekroond, onder meer met de Herman de Coninckprijs, de Prijs voor Letterkunde van de Provincie Oost-Vlaanderen. In 2019 won hij ook de Jan Campertprijs voor de bundel De klaverknoop. Van 2016 tot 2019 was Paul Demets plattelandsdichter van Oost-Vlaanderen, wat begin 2020 resulteerde in de bundel De aangelanden. Recentelijk verscheen de bundel De hazenklager.

P-C: Als je naast schrijven nog andere (beroeps)activiteiten hebt, dan moet je die wellicht nu reorganiseren. Welke impact heeft de huidige situatie op jouw werk?

PDM: Mijn dagen zien er in deze Coronatijd niet veel anders uit dan gewoonlijk. Door de omstandigheden kan ik nu niet lesgeven in de School of Arts in Gent en aan de Universiteit Gent. Ik zorg nu voor lessen die ik digitaal aanbied. Individuele besprekingen met mijn studenten voer ik via Skype en Whatsapp. Het tweede semester is sowieso een heel intense periode op het vlak van individuele feedback, want ik begeleid, net als een collega, alle honderdzestig studenten van tweede bachelor Beeldende en Audiovisuele Kunsten, waarbij heel veel  artistieke opleidingen horen, in de School of Arts individueel bij hun schrijfopdrachten. Erg boeiend, omdat we het dan ook over hun artistieke werk hebben en samen op zoek gaan naar een boeiende focus. Regelmatig helpt het schrijven de studenten om ‘oplossingen’ te vinden voor hun artistieke praktijk. Dat ervaar ik, net als de studenten, altijd als een gordijn dat opzijgeschoven wordt en het licht dat binnenvalt. Heerlijk.
Maar natuurlijk mis ik het fysieke lesgeven en het oogcontact met mijn studenten erg.

P-C: Heb je nu meer tijd om te schrijven?

PDM: Door de Coronacrisis heb ik niet meer tijd om te schrijven, ook al verblijf ik met mijn gezin noodgedwongen in ons Coronarium. Ik heb eigenlijk altijd te weinig tijd om te schrijven, omdat ik die tijd zoveel mogelijk aan mijn studenten wil schenken. Maar dat is niet erg: precies wanneer ik geen tijd heb, beginnen zinnen zich soms aan te dienen. Tijdens de vakantie moet ik me eerst ‘leegmaken’. Door de rust lukt het schrijven meestal juist niet. Ik heb liever niet het gevoel dat het omwille van de omstandigheden ‘moet’.

P-C: Heeft de Corona-crisis jou al geïnspireerd tot een gedicht of denk je dat dat in de toekomst nog het geval zal zijn?

PDM: Vorige week is mijn nieuwe poëziebundel De hazenklager verschenen bij De Bezige Bij. Net als mijn bundel De aangelanden(Poëziecentrum) is die het resultaat van de voorbije vier jaar. In mijn nieuwe bundel De hazenklager pleit ik voor een andere omgang met de natuur en met de dieren, omdat we anders riskeren om met nog meer virussen geconfronteerd te worden. Een cyclus uit de bundel heet ‘Zoönose’. Covid-19 is een zoönose, een ziekte overgedragen van dier op mens. We gedragen ons veel te hoogmoedig tegenover de dieren en de natuur.
We hebben van hen louter een consumptieproduct gemaakt.

De voorbije vier jaar heb ik als plattelandsdichter van de Provincie Oost-Vlaanderen veel gewandeld en met allerlei mensen gepraat. Weinig opzienbarend, maar we doen dat niet genoeg. Ik heb de ‘verparking’ en de ‘verappartementisering’van het platteland gezien. En de geïndustrialiseerde landbouw. Nu ja, omdat ik al heel mijn leven op het platteland woon, had ik dat al wel gemerkt, maar ik ben ook eens naar de gevolgen gaan kijken. Veel landbouwers zijn ongelukkig, omdat ze zich een twintigtal jaar geleden laten overtuigen hebben om één bepaald soort dieren te kweken. Ze zijn nu werknemers geworden op hun eigen bedrijf dat ze uit handen gegeven hebben. Op de gronden die ze van hun ouders geërfd hebben, na hard labeur, werken ze nu onder de prijs, in gigantische stallen. Voortdurend dreigen daar ziektes uit te breken. Maar niemand durft daarover praten. Schuif de schuld vooral niet op de landbouwers. Ze doen er alles aan om hun bedrijf gezond te houden.
Ik beschouw de Coronacrisis als een humanitaire en ecologische ramp. We vinden het maar normaal dat vlees, groenten en fruit van overal ingevlogen worden, dat andere mensen daarvoor tegen een hongerloon werken, dat de gronden uitgeput worden, dat er massaal ontbost wordt, dat we zelf voor een laag mogelijke prijs naar de andere kant van de wereld kunnen vliegen. We vergeten dat virussen zich op die manier probleemloos kunnen verplaatsen.

Al dit dreigend onheil hield me de voorbije vier jaar bezig en dwong mij naar mijn schrijfkamer, op elk schaars vrij moment. Het heeft een plaats gevonden in De hazenklager. Dat de publicatie van mijn bundel samenvalt met het losbarsten met de Coronacrisis, doet voor mij erg wrang aan. Heb ik dit voorvoeld? Iedereen wist toch dat we verkeerd bezig waren? Waarom hebben we het dan zover laten komen?

Ik hoop dat deze Coronacrisis ons leert om ons minder hoogmoedig tegen onze medemensen, de natuur en de dieren te gedragen. En dat winstbejag niet langer op alles zal primeren. Maar ik vrees ervoor. We zijn hardleers.

P-C: Welke dichtbundel mag er mee in Corona-quarantaine?

PDM: Momenteel lees ik Oog van Eva Gerlach. Het stormt in die bundel. En dan valt alles stil. Ik kan niet anders dan deze poëzie in het licht van de Coronacrisis lezen, ook al verwijst ze er niet naar. Intussen heeft Eva Gerlach de Herman de Coninckprijs gekregen. Ik wil haar bundel graag nog recenseren en er op die manier lezers nieuwsgierig naar maken, want in het najaar heb ik er geen tijd voor gevonden, door de gezondheidsproblemen van mijn oudste dochter.  Ik heb daarnaast de roman De geruchten (1996) van Hugo Claus herlezen, een prachtige roman over een epidemie die in het dorp Alegem uitbreekt, over alle roddels en geruchten die daarvan het gevolg zijn. En over de zoektocht naar een zondebok.
Er is nog zoveel  boeiende poëzie waarop ik de lezer attent wil maken. Maar ook tijdens de Coronacrisis tikt de tijd voor mij.
En buiten is het heerlijk stil.

Tags: Interview, Lockdown-serie