Foto: Eddy Bonte

22.04.2020

Aanstekelijke hoop: de lockdown van ... Jan M. Meier

[...]
Ik ben besmet met poëzie.
Onder mijn vingers broeit een lichte koorts,
waarmee ik je graag aan wil steken,
zo, met liefkozende lippen.

uit 'Een aanstekelijke hoop' - Carl Norac, 2e gedicht Dichter des Vaderlands 
Vertaling: Katelijne De Vuyst

De Corona-crisis stelt ons als maatschappij en als individu voor grote uitdagingen: Hoe organiseer ik mijn thuiswerk? Wat als ik economisch werkloos word? Hoe zorg ik voor een zinvolle tijdsbesteding voor mijn kinderen? Wat met vrienden en familieleden, ...

Ook dichters zijn mensen wier leven in een nieuwe realiteit is terecht gekomen. Wij vroegen een aantal van hen hoe zij dit alles ervaren. Aanstekelijke hoop wordt een serie met elke werkdag een aflevering. Een kort gesprek over de al dan niet poëtische werkelijkheid van vandaag.

Vandaag vertelt Jan M. Meier hoe zijn lockdown verloopt. Jan M. Meier debuteerde in 1972 met de bundel Figuratie. Daarna volgde een lange dichterlijke stilte tot in 2017 de bundel Engelenspoor verscheen bij Uitgeverij P. Daarna volgden in snel tempo Tekenen (2018) en Grote Gevoelens (2020). Jan was ook actief als tijdschriftredacteur bij Restant, Yang en Deus ex Machina en schreef ook een monografie over Hedwig Speliers voor de VWS-Cahiers.

P-C: Als je naast schrijven nog andere (beroeps)activiteiten hebt, dan moet je die wellicht nu reorganiseren. Welke impact heeft de huidige situatie op jouw werk?

JMM: Van het werk heb ik al enkele jaren afscheid genomen, in hoofd, handen en woord. Er is tijd voor poëzie, voor lezen en schrijven. 2018 was mijn ‘wonderjaar’ voor poëzie. De tijd leek plots ingekort en de nood hoog. Nu werk ik in die slipstream, maar in een trager tempo. Het skelet voor mijn twee volgende bundels wordt zichtbaar, maar er ligt meer. Gedichten die ik opnieuw ontdek en waar ik soms mee aan de slag ga. Ter afwisseling is er de tuin, een andersoortig wroeten dat nuttige leegte schept in het hoofd. Mijn werkplek is waar mijn pc staat, mijn schrijfplek is meestal in een kamer voor het raam met pen en papier.

P-C: Heb je nu meer tijd om te schrijven?

JMM: Corona is dicht op ons vel gekomen. Te dicht. Ik heb korte tijd niets meer geschreven. Mijn schrijfritme was gebroken. Er is een tweede kleinzoon die ik nog niet in de armen heb genomen en nog een hele tijd niet in de armen zal kunnen nemen. Corona heeft ons leven sterk veranderd, ingeperkt, gedwongen om anders naar de wereld en de kleine, alledaagse dingen te kijken. Dat proces zal niet meteen afgerond zijn, net zomin als alle maatregelen die als hagel op iedereen neerslaan. De schrijfbron is niet uitgedroogd, komt weer op gang.

P-C: Heeft de Corona-crisis jou al geïnspireerd tot een gedicht of denk je dat dat in de toekomst nog het geval zal zijn?

JMM: Ja, intussen zijn er een paar gedichten met een coronastempel. Recente en dus nog voor bewerking vatbaar. Er staat eentje op mijn blog. En het laatste krijg je hier mee, warm als een broodje uit de oven:

de bril van corona

het is niet anders dan
het is helemaal anders dan

deuren blijven toe, ramen
hooguit op een kier, hetzelfde anders

alsof je toevallig in één keer
alle sleutels kwijt bent

het ontwricht, perkt in
belet beweging, kraakt de adem

je bent woorden kwijt
alsof ze niet meer op de wereld passen

je moet leren kijken los van
de grip van letters, mal van een beeld

ontdekken dat je het landschap
niet hoeft te lezen maar te zien

zonder het abc, het abracadabra
van een geleefd leven ertussenin

P-C: Welke dichtbundel mag er mee in Corona-quarantaine?

JMM: Er ligt altijd een stapel in de buurt. Maar nu denk ik vooral aan die bundels waarvan de presentatie is uitgesteld en die nog niet op de stapel liggen. De nieuwste van Paul Demets, De hazenklager bijvoorbeeld en het debuut van Wim Vandeleene, Duikvlucht. Nu nog meer iets om naar uit te kijken.

Tags: Interview, Lockdown-serie