Foto: Archief auteur
[...]
Ik ben besmet met poëzie.
Onder mijn vingers broeit een lichte koorts,
waarmee ik je graag aan wil steken,
zo, met liefkozende lippen.
uit 'Een aanstekelijke hoop' - Carl Norac, 2e gedicht Dichter des Vaderlands
Vertaling: Katelijne De Vuyst
De Corona-crisis stelt ons als maatschappij en als individu voor grote uitdagingen: Hoe organiseer ik mijn thuiswerk? Wat als ik economisch werkloos word? Hoe zorg ik voor een zinvolle tijdsbesteding voor mijn kinderen? Wat met vrienden en familieleden, ...
Ook dichters zijn mensen wier leven in een nieuwe realiteit is terecht gekomen. Wij vroegen een aantal van hen hoe zij dit alles ervaren. Aanstekelijke hoop wordt een serie met elke werkdag een aflevering. Een kort gesprek over de al dan niet poëtische werkelijkheid van vandaag.
Vandaag zijn we op bezoek bij Sofie Verdoodt. Sofie debuteerde in 2014 met Doodwater (Poëziecentrum). Op dit moment werkt ze aan haar tweede dichtbundel Asman. Haar gedichten verschenen in verschillende bloemlezingen en werd herhaaldelijk bekroond. Ze bracht een split album uit op vinyl met Amenra en een concept album met BARST/Karen Willems
P-C: Als je naast schrijven nog andere (beroeps)activiteiten hebt, dan moet je die wellicht nu reorganiseren. Welke impact heeft de huidige situatie op jouw werk?
SV: Het grootste deel van mijn professionele tijd gaat naar lesgeven in het hoger kunstonderwijs. Ik doceer heel wat vakken als kunstgeschiedenis en geschiedenis van experimentele film aan bachelorstudenten van Sint Lucas in Antwerpen. Hoewel ik heel graag thuiswerk, mis ik de intensiteit van lesgeven in het auditorium. De spanningsboog die je daar kan vasthouden is veel moeilijker te bereiken achter een laptop. Een dichter is natuurlijk gewend aan een onzichtbaar publiek. Het is een vorm van spreken tegen niemand in het bijzonder. Mijn digitaal onderwijs geef ik vanuit onze woonkamer en dan verbeeld ik me wel bepaalde gezichten. Bijvoorbeeld hoe ze reageren wanneer mijn katten de audio-opname van mijn lessen verstoren. Hoewel ik een pas gerenoveerde schrijfkamer heb in ons huis met een vintage werktafel van mijn vader uit staal, een koel en gedisciplineerd materiaal, blijf ik uit gewoonte meestal beneden werken in de gezellige chaos. Omringd door kinderspeelgoed, mijn opgezette eekhoorn, muziekinstrumenten van mijn man, en heel veel schilderijen en etsen.
P-C: Heb je nu meer tijd om te schrijven?
SV: Onze zoon Silvester is twee dus in zijn gezelschap is schrijven onmogelijk. In de vroege ochtend of late avond overkomt er me weleens een gedicht. Het finaliseren van mijn tweede dichtbundel getiteld Asman loopt niet toevallig al twee jaar vertraging op, iets waar ik me min of meer mee probeer te verzoenen. Wanneer ik alleen ben, pieker ik vaak over de gevolgen van deze crisis. Toch werk ik op dit moment aan een cyclus gedichten voor en over mijn zoon, een complete verrassing voor mezelf en die gedichten maken mij wel gelukkig.
P-C: Heeft de Corona-crisis jou al geïnspireerd tot een gedicht of denk je dat dat in de toekomst nog het geval zal zijn?
Voorlopig is hier nog geen corona poëzie in de maak. Wel zal er in de nieuwe bundel een gedicht staan met de volgende versregels: “De corona staart terug / tegen alle verwachtingen in.”. Het betreft echter een gedicht over Orpheus dat ik lang voor de coronacrisis heb geschreven, in de nasleep van mijn samenwerking met de band Amenra. Vermoedelijk zullen thema’s als ziekte en isolement nog bovendrijven in mijn werk.
P-C: Welke dichtbundel mag er mee in Corona-quarantaine?
SV: De bundel die me op dit moment het meest inspireert. Ik lees vooral poëzie om de dichter in mezelf wakker te maken en aan te porren, dat is altijd zo geweest. Nu loop ik naar de salontafel en kijk wat er ligt: Strohalmen voor de lezer, een verzamelbundel van Joseph Brodsky. Ik sla voor het onzichtbare publiek het boek open op een willekeurige bladzijde en lees: “Venus komt dichter / alles wordt lichter.”