Foto: Archief auteur
[...]
Ik ben besmet met poëzie.
Onder mijn vingers broeit een lichte koorts,
waarmee ik je graag aan wil steken,
zo, met liefkozende lippen.
uit 'Een aanstekelijke hoop' - Carl Norac, 2e gedicht Dichter des Vaderlands
Vertaling: Katelijne De Vuyst
De Corona-crisis stelt ons als maatschappij en als individu voor grote uitdagingen: Hoe organiseer ik mijn thuiswerk? Wat als ik economisch werkloos word? Hoe zorg ik voor een zinvolle tijdsbesteding voor mijn kinderen? Wat met vrienden en familieleden, ...
Ook dichters zijn mensen wier leven in een nieuwe realiteit is terecht gekomen. Wij vroegen een aantal van hen hoe zij dit alles ervaren. Aanstekelijke hoop wordt een serie met elke werkdag een aflevering. Een kort gesprek over de al dan niet poëtische werkelijkheid van vandaag.
Vandaag zitten we op de digitale sofa bij Akim A.J. Willems. Akim is een bezige bij: organisator van het festival Poëzie in de Pastorie, redactielid van het literair tijdschrift Akrostis en geregeld maakt hij ook poëziepodia in Vlaanderen en Nederland onveilig. In 2019 debuteerde hij met de bundel Op de rand van het zwijgen.
P-C: Als je naast schrijven nog andere (beroeps)activiteiten hebt, dan moet je die wellicht nu reorganiseren. Welke impact heeft de huidige situatie op jouw werk?
AW: De lockdown heeft weinig tot geen impact op mijn werksituatie. Ik verdien mijn brood als Senior Global Study Manager in een bedrijf dat centraal-labo-diensten aanbiedt aan farma- en biotechbedrijven. Hoewel ik officieel gelieerd ben aan ons kantoor in Mechelen heb ik daar geen collega’s waar ik op dagelijkse basis mee samenwerk – die zitten in Genève, Indianapolis, Singapore, Bangalore, Tokyo of Shanghai – en werk ik sinds bijna anderhalf jaar 99% van de tijd vanuit mijn thuiskantoor.
Dat thuiskantoor is, omwille van de lockdown en het thuisonderwijzen, wel een beetje herschikt. Ik heb twee grote bureaus in huis; eentje in mijn bibliotheek en eentje in het woongedeelte. Het eerste gebruik ik normaal gezien niet voor mijn job, maar enkel om aan te schrijven of aan mijn persoonlijke administratie en correspondentie te werken. Momenteel staan ook mijn computer en printer van het werk op dat bureau; tegen de achterkant van het bureau heb ik een grote, extra werktafel geschoven waar mijn zonen een paar uren per dag aan hun taken voor school werken. Zo kan ik een oogje in ’t zeil houden en vooral snel en makkelijk helpen waar nodig.
P-C: Heb je nu meer tijd om te schrijven?
AW: De ‘coronacrisis’ heeft een grote impact op de sector waarin ik werk. Klinische studies moeten – omwille van de veiligheid van patiënten, die door de situatie beter niet naar ziekenhuizen komen voor onderzoeken – in allerijl aangepast worden. Daarnaast storten heel veel onderzoekers zich in zeven haasten op studies voor behandelingen van COVID-19 of vaccins ter voorkoming van besmetting. Het is ‘op kantoor’ dus erg druk momenteel.
Als gescheiden vader met twee zonen van 5 en 8 komen daar ook nog het koken, de was, de plas en allerhande andere huishoudelijke hinderlijkheden bovenop. En tegenwoordig ben ik – hoewel ik in een duister verleden gillend ben gaan lopen op de lerarenopleiding nadat ik daar 3 jaar mijn broek sleet – dus ook nog deeltijds kleuterjuf en leerkracht.
Kortom: ik kom minder dan ooit aan schrijven toe. Ik begrijp al die “laten we na de crisis niet teruggaan naar de rat race”-retoriek dan ook niet. Die mensen hebben klaarblijkelijk weinig om handen en/of geen jonge kinderen in huis momenteel; ik heb het drukker dan ooit tevoren – die ‘rat race’ is een picknick in het park in vergelijking met mijn dagelijkse agenda op dit ogenblik.
P-C: Heeft de Corona-crisis jou al geïnspireerd tot een gedicht of denk je dat dat in de toekomst nog het geval zal zijn?
AW: Nee. Au contraire: de coronacrisis heeft geleid tot de beslissing om een volledige bundel niét te schrijven.
Ik ben al lang gefascineerd door de Amerikaanse dichteres Emily Dickinson; uiteraard door haar poëzie, maar meer nog door het feit dat zij het grootste deel van haar volwassen leven bewust in sociaal isolement leefde. Zij kwam zelden of nooit het huis uit; haar sociale contacten verliepen via briefwisseling.
Voor mijn volgende bundel wilde ik onderzoeken in hoeverre het anno 2020 en in een ‘24/7 connected world’ nog mogelijk zou zijn om geïsoleerd te leven en/of wat de consequenties van zulk doorgedreven isolement vandaag zouden zijn. The next thing you know: Bam! Global lockdown! En iedereen aan het dichten over quarantaine en isolement. Zodra die dynamiek op gang kwam, heb ik mijn idee gedynamiteerd. Over 12 maanden lust niemand nog pap van dat soort poëzie; mijzelf komt het nu al de oren uit.
P-C: Welke dichtbundel mag er mee in Corona-quarantaine?
AW: Mijn nachten zijn, omwille van de omstandigheden, wat korter dan normaal, maar ze beginnen nog steeds met een uurtje lezen in bed. Er slingeren momenteel drie gedichtenbundels door het huis waarin ik aan het lezen ben.
Elise Cowen. Poems and Fragments (Ahsahta Press, 2014) en Collected Poems of Lenore Kandel (North Atlantic Books, 2012) zijn uitgaven van de verzamelde gedichten van twee vrouwelijke dichters uit de beatgeneratie. Iedereen kent Ginsberg, Kerouac, Burroughs, Corso, enzovoorts, maar in de hele beatgeschiedenis wordt zelden een vrouw genoemd – tenzij als “liefje van”. Deze twee uitgaven vullen alvast een deel van dat gigantische gat op.
Daarnaast tikte ik twee weken terug eindelijk een exemplaar van De stadswandelaar – de laatste bundel uit 2011 van Rabin Gangadin – op de kop. Daarmee is mijn collectie van deze Surinaamse dichter – die mij zowel als notoire relnicht als als dichter boeit - eindelijk compleet.