Foto: Koen Broos

13.05.2020

Aanstekelijke hoop: de lockdown van ... Bert Van Raemdonck

[...]
Ik ben besmet met poëzie.
Onder mijn vingers broeit een lichte koorts,
waarmee ik je graag aan wil steken,
zo, met liefkozende lippen.

uit 'Een aanstekelijke hoop' - Carl Norac, 2e gedicht Dichter des Vaderlands 
Vertaling: Katelijne De Vuyst

De Corona-crisis stelt ons als maatschappij en als individu voor grote uitdagingen: Hoe organiseer ik mijn thuiswerk? Wat als ik economisch werkloos word? Hoe zorg ik voor een zinvolle tijdsbesteding voor mijn kinderen? Wat met vrienden en familieleden, ...

Ook dichters zijn mensen wier leven in een nieuwe realiteit is terecht gekomen. Wij vroegen een aantal van hen hoe zij dit alles ervaren. Aanstekelijke hoop wordt een serie met elke werkdag een aflevering. Een kort gesprek over de al dan niet poëtische werkelijkheid van vandaag.

Vandaag is het de beurt aan Bert Van Raemdonck. Bert Van Raemdonck publiceerde gedichten in tijdschriften als Het Liegend Konijn, Deus Ex Machina en Poëziekrant. In 2019 verscheen zijn debuutbundel Hier raken we mij kwijt. Beroepshalve is hij coördinator van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde - KANTL.

P-C: Als je naast schrijven nog andere (beroeps)activiteiten hebt, dan moet je die wellicht nu reorganiseren. Welke impact heeft de huidige situatie op jouw werk?

BVR: Lang voordat iedereen (eindelijk) begreep dat verpleegkundigen geweldig zijn, ben ik met de meest geweldige van allemaal getrouwd. Ik kan het iedereen aanraden, maar de kans dat er een coronaatje in ons huis zal binnenglippen, is daardoor wel redelijk groot. Om te vermijden dat ik op mijn beurt mijn collega’s met enig onheil zou opzadelen, ben ik al wekenlang niet meer naar mijn kantoor geweest.

Ik werk bijgevolg van thuis uit, en heb daarvoor jammer genoeg mijn heerlijk clichématige schrijfplaats op onze zolderkamer tijdelijk moeten opofferen. Die plek, die in normale omstandigheden alleen gebruikt wordt om een potsierlijke poète maudit te spelen, wordt nu dus al wekenlang oneigenlijk gebruikt. Dat is vervelend, maar ik aanvaard mijn lot voorlopig gedwee.

P-C: Heb je nu meer tijd om te schrijven?

BVR: Dat valt nogal tegen, helaas. Mijn job slorpt me minstens zoveel op als anders, en aangezien het werk voor die job zich noodgedwongen ook nog eens afspeelt op de plek die ik normaal gebruik om te schrijven, komt er van dat laatste minder in huis dan ik gehoopt had, merk ik.

P-C: Heeft de Corona-crisis jou al geïnspireerd tot een gedicht of denk je dat dat in de toekomst nog het geval zal zijn?

BVR: Ik wil heel hard vermijden om ‘corona-poëzie’ te gaan schrijven. Ik verwacht binnenkort een stortvloed aan coronaliteratuur, maar daar kijk ik echt niet naar uit.

Ik ben met veel plezier teruggevallen op een schrijfopdracht die ik net voor de quarantaine had aangenomen en die helemaal niets met virussen of zorgwekkende curves te maken heeft. Wanneer de inspiratie of de motivatie het laten afweten, zijn opdrachten ideale manieren om de motor toch draaiend te houden. Binnen de grenzen van zo’n opdracht toch de vrijheid opzoeken en je eigen stem daarin doen klinken vind ik eigenlijk wel een fijne manier om te werken.

P-C: Welke dichtbundel mag er mee in Corona-quarantaine?

BVR: Ik ben On Earth We’re Briefly Gorgeous aan het lezen, de debuutroman van Ocean Vuong. Daarna wil ik zijn poëzie lezen, en dan vooral Night Sky with Exit Wounds.

Tags: Interview, Lockdown-serie