Foto: Poëziecentrum

19.08.2019

De zomer van ... Maud Vanhauwaert

Voor vele mensen is de zomer synoniem van vakantie, terrasjes, reizen, … Zou dat voor dichters ook zo zijn of is de zomer voor hen net een druk seizoen met festivals en optredens? In de reeks “De zomer van …” vraagt Poëzie-Centraal tijdens de maand augustus een aantal dichters naar hun zomer-activiteiten.

Maud Vanhauwaert is schrijver en theatermaker. Voor haar poëziedebuut Ik ben mogelijk (2011, uitgeverij Querido) kreeg Maud Vanhauwaert de Vrouw Debuut Prijs. Met haar bundel Wij zijn evenwijdig_ (2014) won ze de Hughues C. Pernathprijs en de Publieksprijs van de Herman De Coninck- wedstrijd. In 2018 verscheen het poetische prentenboek Ik ben weer velen (met ill. van Sabien Clement). Sinds vorig jaar is Maud Vanhauwaert ook stadsdichter van Antwerpen.

P-C: Is de zomer een drukke periode voor jou? Lees je voor op festivals of dobber je gewoon ergens rond in een roze plastic flamingo?

MV: Het is, door mijn stadsdichterschap, een heel drukke zomer voor mij! Ik ga niet op vakantie, maar ik reis wel door vele talen, in het project ‘Toren van Babel’. Samen met kunstenaarscollectief Rooftoptiger en tal van partners en vrijwilligers, bouwen we een grote toren van bamboe in Antwerpen. Elke zondag organiseren we er een ‘Droesem’, een praatsalon waarin ik tal van interessante gasten ontvang, en op 22 september organiseren we een groot slotfeest waarin ik het nieuwe stadsgedicht presenteer. Iedereen is welkom!

Deze zomer publiceerde en presenteerde ik (samen met schrijfster Elske van Lonkhuyen en tekenaar Mila Van Goethem) ook een kleurboek: ‘Kleurboek van oma’s en opa’s die er eigenlijk nog altijd zijn’. Het is boek over hoe je je herinnering kleur kunt geven, ook letterlijk. Oh, en ik ben eind mei mama geworden. Je kan dus wel zeggen dat ik mijn handen vol heb.

P-C: Heb je in de zomer ook nog tijd om te schrijven of gaat je poëtische brein even  op slot?

MV: Er staan in het najaar nog een aantal projecten op til, waarvoor ik gedichten moet schrijven. Ik vind het verschrikkelijk om me tegen een deadline aan te moeten schurken, dus daarom probeer ik nu een beetje voorsprong te nemen. Ik vind het een prettige gedachte dat nieuwe gedichten nog even kunnen rijpen en dat ik die dan pas over een paar maanden moet afgeven. Bovendien werk ik nu ook aan het stadsdichterschapsboek dat op gedichtendag verschijnt. Ik hoop dat het een boek wordt dat ook interessant wordt voor mensen die niets met Antwerpen hebben. Het wordt vooral een boek over mijn zoektocht naar hoe je poëzie kunt losweken van het blad papier, en waarin ik veel van mijn fratsen zal vervatten!

P-C: Welke dichtbundel mag er mee in de reiskoffer?

In het project ‘Toren van Babel’ heb ik een Chilleen ontmoet, die mij een tweetalige bundel van Vicente Huidobro op het hart drukte. Ik moet eerlijkheidshalve zeggen dat ik uit de Chileense literatuur alleen Pablo Neruda kende. ‘Oh, Huidobro is zoveel interessanter’, vertelde die Chileense man mij. Vergelijk hem met Van Ostaijen’. Mijn interesse was meteen gewekt, en na het lezen van slechts een paar versregels, was ik al helemaal verkocht. Ik nodig iedereen alvast uit op de Spaanse Droesem, op 1 september. Dan zullen we een literaire ontmoeting organiseren tussen Van Ostaijen en Huidobro!

Tags: Interview