Foto: Poëziecentrum

30.08.2019

De zomer van ... Peter Theunynck

Voor vele mensen is de zomer synoniem van vakantie, terrasjes, reizen, … Zou dat voor dichters ook zo zijn of is de zomer voor hen net een druk seizoen met festivals en optredens? In de reeks “De zomer van …” vraagt Poëzie-Centraal tijdens de maand augustus een aantal dichters naar hun zomer-activiteiten.

Vandaag is het de beurt aan Peter Theunynck. Peter Theunynck (1960) woont en werkt in Antwerpen. Hij is freelance tekstschrijver, dichter en biograaf. In 1997 debuteerde hij met de bundel Berichten van de Panamerican Airlines & C°, die genomineerd werd voor de C. Buddingh’prijs. Daarop volgden nog tal van dichtbundels zoals onder meer De bomen zijn paars en de hemel (1999), Traangasmaatschappij (2006), Naar een nieuw zeeland (2010) en zijn meest recente Tijdrijder (2018). Samen met Lies van Gasse maakte hij het graphic poem Waterdicht (2011). Die samenwerking werd in 2016 hernomen voor Nel, een boek over de vrouw van Rik Wouters en in 2018 voor Mijn oma is kwijt, een dichtbundel voor jongeren rond het thema dementie. In 2010 verscheen zijn biografie van Karel van de Woestijne, die werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. Peter Theunynck stelde ook al verschillende bloemlezingen samen.

P-C: Is de zomer een drukke periode voor jou? Lees je voor op festivals of dobber je gewoon ergens rond in een roze plastic flamingo?

PT: In de zomer trek ik me voor een langere tijd terug in een onooglijk dorpje in het noorden van de Provence. Daar zoek ik vooral rust, relativering en zelfkennis.

Ik heb er alle tijd van de wereld om te lezen. Dit jaar las ik onder andere de Ilias in de versie van Alessandro Baricco, Het bezoek van de lijfarts van Per Olov Enquist, Sapiens van Harrari en De onbewoonbare aarde van David Wallace Wells, een echte oogopener in deze tijden van klimaatopwarming. Een boek dat heel veel in vraag stelt.

P-C: Heb je in de zomer ook nog tijd om te schrijven of gaat je poëtische brein even  op slot?

PT: Af en toe bekruipt me de lust om een gedicht te schrijven. Soms is dat in de koelte van de ochtend, soms in de hitte van de middagsiësta. Ik probeer die lust niet te onderdrukken. 

P-C: Welke dichtbundel mag er mee in de reiskoffer?

PT: Dit jaar nam ik twee Vlaamse dichters mee op reis: Leonard Nolens (Woestijnkunde) en Miriam Van hee (Als werden wij ergens ontboden). Nolens nam ik mee omdat ik af en toe zijn poëtische stem moet horen. Miriam Van hee omdat zij zo mooi schrijft over onderweg zijn. In mijn koffer staken ook Night sky with exit wounds van de in Saigon geboren dichter Ocean Vuong (op aanraden van mijn vriend René Hooyberghs) en een bundeltje van de Oekraïnse dichteres Kateryna Kalytko, een uitgave van het Poëziecentrum. 

Tags: Interview