Foto: Poëziecentrum

31.08.2019

De zomer van ... Geert van Istendael

Voor vele mensen is de zomer synoniem van vakantie, terrasjes, reizen, … Zou dat voor dichters ook zo zijn of is de zomer voor hen net een druk seizoen met festivals en optredens? In de reeks “De zomer van …” vraagt Poëzie-Centraal tijdens de maand augustus een aantal dichters naar hun zomer-activiteiten.

Vandaag is het de beurt aan Geert van Istendael. Geert van Istendael was lange tijd journalist voor BRT (= huidige VRT), maar sinds 1993 is hij zelfstandig schrijver. Geert van Istandael publiceert poëzie, columns, essays en proza. In 1978 verscheen zijn eerste dichtbundel Bomen wijzen, maar wuiven niet bij de Leuvense Schrijversactie. In 1982 volgde Vlaanderen: een gedicht en in 1983 De iguanodons van Bernissart.Het begin van een gestaag aangroeiend poëzie-oeuvre. Zijn meest recente bundel, Negenentwintig dingen en één afscheidszang  verscheen in 2018. Van Istendael vertaalt ook poëzie uit het Duits. Onder meer Goethe, Heine en Brecht.

P-C: Is de zomer een drukke periode voor jou? Lees je voor op festivals of dobber je gewoon ergens rond in een roze plastic flamingo?

GVI: Met leden van het Brussels Dichterscollectief trok ik in juli naar Galicië. De reis en de lezingen op verschillende plaatsen in het land maken deel uit van een vertaalproject rond de grote Galicische dichteres Rosalía de Castro (1837-1885). Er is een boekje van gekomen: Diálogos literarios multilingües – 2019 met vertalingen van haar werk in het Nederlands, Frans, Arabisch, enz. Eén lezing in het schitterende woonhuis-museum van de dichteres in het stadje Padrón. Massaal bijgewoond. Op alle plaatsen prachtig publiek, zeer aandachtig.  

Op 12 september lees ik voor in het Kasteel van Groenenberg op een avond over Bruegel met onder meer ook nog Geert Jan Beeckman, Lies Van Gasse en Ivo Van Strijtem.

P-C: Heb je in de zomer ook nog tijd om te schrijven of gaat je poëtische brein even  op slot?

GVI: Er is, gezien de geringe activiteit onder punt 1, tijd in overvloed om te schrijven en om in alle stilte de muze haar gangen te laten gaan. Mijn goede vader placht te zeggen dat je om poëzie te schrijven lui moet kunnen zijn. Op 29 juli ben ik begonnen aan een nieuw boek, proza, fictie, maar naar mijn zin komt het te traag op gang.

P-C: Welke dichtbundel mag er mee in de reiskoffer?

GVI: Gabriele d’Annunzio Poesie. Grote gek, maar nog véél groter dichter. De sonnetten van Louise Labé (zestiende eeuw). Ben al jaren verslaafd aan dat dunne boekje. Iets van de zevenentachtigjarige, dwarse, boerse, Oost-Duitse dichter Wulf Kirsten, bv. Erdlebenbilder. Gedichte aus fünfzig Jahren. Heb hem eens mogen ontmoeten in Weimar. Zegt bijna niets. Heerlijke kerel.

Tags: Interview