Foto: SamPol/Lodewijk Deleu - ikwashier.live

05.07.2021

Zomerreeks Samenleving en Poëzie: ‘Poëzie staat niet buiten het leven en de maatschappij’. Een interview met Jozef Deleu

Voor Jozef Deleu kunnen politici ook terecht bij de poëzie, niet alleen als bron van schoonheid, maar als aangever van ideeën over leven en toekomst. “Dichters zijn aandragers van ideeën en dromen, onontbeerlijk voor de toekomst.”

Jozef Deleu (1937) is dichter, prozaïst, essayist en bloemlezer van onder meer Nieuw Groot Verzenboek. Als stichter en gewezen hoofdredacteur van het cultureel tijdschrift Ons Erfdeel (nu de lage landen) is hij het cultureel geweten van Vlaanderen. In 2020 kreeg hij de Arkprijs van het Vrije Woord en als de enige redacteur van het Het Liegend Konijn, tijdschrift voor hedendaagse Nederlandstalige poëzie, houdt hij de pols aan de poëzie en de sameleving. Als startschot van de Zomerreeks Samenleving & Poëzie, een initiatief van Samenleving & Politiek in samenwerking met het Poëziecentrum, geeft hij ons zijn diagnose over poëzie in onze samenleving. Interview door Victor Debeerst - Samenleving & Politiek.

Een politiek maandblad dat een poëziereeks doet, het is niet meteen voor de hand liggend. Wat denkt u daarvan?

“Politiek die vernieuwend wil zijn, mag beschouwing en diepgang niet uit de weg gaan. Een reeks over poëzie kan vluchtigheid en oppervlakkigheid afremmen. Politiek zonder aandacht voor cultuur heeft geen toekomst.”

Welke plaats neemt poëzie in onze samenleving in? 

“De samenleving wordt gedreven door haast en succes. Er valt geen tijd te verliezen aan woorden die niet meteen bruikbaar en wervend zijn. Bezinning en wijsheid worden in die sfeer als hinderlijk beschouwd. De poëzie heeft nauwelijks een plek in de samenleving van nu en dat vind ik zeer betreurenswaardig.”

Was die krimpende plek voor poëzie ook merkbaar tijdens de pandemie?

“De pandemie heeft veel mensen op zichzelf teruggeworpen. De eenzaamheid heeft schrijnende vormen aangenomen. Ook de armoede is toegenomen. Voor zover ik dat als redacteur van het poëzietijdschrift Het Liegend Konijn kan vaststellen, wordt er veel geschreven. Mensen zoeken de gepaste woorden om zich te uiten over hun onzekerheden en aspiraties. Wat ze schrijven is niet altijd poëzie geworden bij gebrek aan métier, maar het geeft wel een beeld van de heersende verwarring en eenzaamheid. Dat zijn bekende ervaringen, maar ze worden nu duidelijker uitgesproken.”

De samenleving is ‘thuislozer’ geworden.

 

Wat zijn zo de dingen die u het meest opvallen als redacteur en samensteller van verschillende bloemlezingen?

“De samenleving is ‘thuislozer’ geworden. De behoefte aan een thuis en vooral het ontbreken ervan, wordt scherper dan ooit ervaren. Jonge dichters geven stem aan deze ‘thuisloosheid’. Ze revolteren ertegen en dat is al jaren aan de gang, in  toenemende mate.”

Hoe gaan dichters om met wat er zich in een samenleving afspeelt?

“Dichters ‘voorvoelen’ wat er in de maatschappij leeft. Nog voor de problemen zich breed gaan uiten, hebben ze vaak al voorspeld wat er te gebeuren staat. Poëzie staat niet buiten het leven en de maatschappij. Poëzie is een uiting van de diepmenselijke behoefte om gehoord te worden. Dichters zijn per definitie tegendraads en dat is ook noodzakelijk.”

Er is veel aandacht de dag van vandaag voor wie er spreekt en welke perspectieven er aan het bod komen in poëzie. Dan gaat dit vooral over gender, etnische afkomst en andere minderhedenstemmen. Maar wordt in dat debat de stem van bijvoorbeeld de arbeider, de Deliverookoerier en de kuishulp niet ontzien?

“De diepgang van poëzie is geen kwestie van onderwerpen. Alles kan onderwerp zijn van een gedicht. Daar staat geen  beperking op. Uiteraard verschillen de motieven en de onderwerpen, naargelang de tijd en de leefwereld van de dichters. Maar daar mag je de kwaliteit van de poëzie niet op afrekenen. Poëzie is allereerst een kwestie van taal, van kennis en omgang met taal en met verwoording van het nauwelijks verwoordbare. De taalfilosoof Chomsky heeft wijze woorden geschreven over de macht van de taal en over het belang van taal als wapen van emancipatie.”

Politici die niet lezen, kan ik niet voor vol aanzien.

 

Het is geen geheim dat politici, ongeacht hun politieke identiteit, minder lezen; en poëzie dan al zeker niet. Wat denkt u hierover?

“Politici die niet lezen, kan ik niet voor vol aanzien. Er is geen excuus voor hun onwetendheid. Ze moeten kennis hebben van wat door voorgangers is gedacht en geformuleerd. Ze moeten zich op voldoende kennis van de geschiedenis toeleggen. Ze zullen in deze zoektocht voortdurend geconfronteerd worden met wat vooraanstaande denkers en dichters over mens en maatschappij hebben gedacht en neergeschreven. Op die manier kunnen ze ook terecht bij de poëzie, niet alleen als bron van schoonheid, maar als aangever van ideeën over leven en toekomst. Poëzie is per definitie revolte, het afwijzen van banaliteit, het doorprikken van reclame als vervuiler van kritisch denken. Dichters zijn aandragers van ideeën en dromen, onontbeerlijk voor de toekomst.”

Hebt u een boodschap voor de politici?

“Politici die alleen maar dobberen op de vijver van hun persoonlijke ervaringen – hoe belangrijk ook – en geen kennis hebben van de oceaan van (aan) ervaringen opgeslagen in zoveel meesterwerken in taal, worden onvoldoende gevoed en blijven beperkt. Ze moeten kennis hebben van hun vak, van de mensen die zij vertegenwoordigen en van de cultuur waarin zij een rol spelen. Politici sla ik hoog aan, op voorwaarde dat zij naast menselijke en sociale gedrevenheid, ook intens belangstelling hebben voor de cultuur waarin zij functioneren. Misschien valt het aanbeveling dat ieder politicus voor zichzelf vastlegt dat hij regelmatig tijd vrijmaakt voor lectuur van belangrijk historisch, literair en filosofisch werk.”

Oude breuklijnen blijven de sociaaldemocratie inperken.

 

Hoe kijkt u naar de sociaaldemocratie vandaag? En, breder, naar de arbeidersbewegingen in het algemeen?

“Oude breuklijnen blijven de sociaaldemocratie inperken. En daar komt maar geen einde aan, hoezeer dat ook wenselijk is. Ik hoop dat het samengaan van de arbeidersbewegingen kan worden uitgebouwd. Via die weg kan de Vlaamse sociaaldemocratie een wervend toekomstproject worden. De stappen die af en toe worden gezet zijn bemoedigend maar ontoereikend. Het is wachten op inspirerend leiderschap dat alle oud zeer en misverstanden van de tafels veegt en een nieuw perspectief uittekent.”

U bent een cultuurflamingant, maar wat is dat? Veel jongeren weten niet wat dit inhoudt.

“Een ‘cultuurflamingant’ is iemand die zich engageert voor het behoud en de bloei van de eigen taal en cultuur. Dat is géén nationalist of separatist, maar iemand die van oordeel is dat taal en cultuur voor de emancipatie van iedereen die in Vlaanderen woont, van levensbelang zijn. Prioritaire aandacht moet daarbij gaan naar uitstekend onderwijs, van laag tot hoog, en ruime aandacht voor cultuur in de breedste zin. Daar kan niet op bekort worden.”

In 2017 werd een selectie van uw teksten opgenomen in een bundel getiteld: ‘Hoe Vlaming te zijn?’ Hoe zou u zelf die vraag beantwoorden? Of is het een vraag die enkel retorisch kan worden gesteld?

“Prof. Hans Vandevoorde heeft een selectie teksten van August Vermeylen en mij samengebracht en er een inleiding bij geschreven. De rode draad in zijn essay is de beroemde oproep van Vermeylen om als Vlaming ook Europeër te zijn. De aandacht voor eigen taal en cultuur die Vermeylen bepleit sluit openheid op de wereld allerminst uit. Hij vindt ze noodzakelijk. De auteur noemt mij een leerling van Vermeylen en dat kan ik met plezier bevestigen.”

Hoe kijkt u naar het Vlaamse politieke project vandaag, zoals ingevuld door N-VA?

“Zestig jaar geleden – wie 84 is kan zo ver in de tijd teruggaan! – stemden veel revolterende twintigers van mijn generatie voor de toenmalige Volksunie. Voor velen was hun stem ook een teken van protest tegen het conservatisme van de unitaire partijen. Toen die partijen naderhand ook ‘Vlaamse vleugels’ kregen, begon het tij te keren. N-VA is een nationalistische en separatistische  partij. Het nationalisme is nooit mijn keuze geweest.”

Wat stelt u dan hoopvol dezer dagen?

“Dat sommige problemen zonder franje worden benoemd. Dat is noodzakelijk.” 

 

De Zomerreeks Samenleving & Poëzie is een samenwerking van SamPol, een politiek maandblad met een kritische en doordachte blik op de politieke actualiteit, en Poëziecentrum. Elke weekdag van juli en augustus kan je genieten van een nieuw gedicht met maatschappelijk-kritische inslag. De week van 19 tot 23 juli presenteren we een aantal historische gedichten

Tags: Interview, Zomerreeks Samenleving & Poëzie